Preview
(...)
Mijn adem stokt en ik krijg het warm, nu gaat het gebeuren, ik kon het weten, die godsdienstige lui gaan straks deze harde stenen op mij gooien en als een van die stenen mijn hoofd raakt, dan raak ik bewusteloos en dan volgt de tweede en dan ben ik waarschijnlijk niet meer in leven ... Wie zou mijn lichaam komen ophalen? De kinderen spelen nu bij mijn moeder, mijn man is van huis. De buren naar de markt. Het nieuws dat ik hier op het plein lig, zal zich snel verspreiden. Ze kunnen me hier niet achterlaten. Waarschijnlijk zal een familielid of buurman mijn lichaam inspecteren en dan constateren dat ik het ben. Om verdere schaamte en schande te beperken, zal mijn lichaam snel worden opgehaald en in stilte worden begraven. Wie zal er voor mijn kinderen zorgen?
Ik zie nu dat er beweging komt in de kring, een wat oudere man laat de steen uit zijn hand vallen. Hij kijkt nog wel naar mij maar er lijkt ook een soort verslagenheid over hem te zijn gekomen, hij wendt zich abrupt af en loopt weg … Ik begrijp er niets van. Weer een andere man, iets jonger, houdt de steen krampachtig vast maar ook hij besluit die te laten vallen.
Hij kijkt naar mij en lijkt het jammer te vinden dat hij zijn kans heeft gemist om een rechtvaardig oordeel te vellen. Dan loopt ook hij weg, zijn mantel met kwasten laat een stofspoor achter, hij heeft haast. De kring met mannen wordt steeds kleiner, een voor een laten ze de steen uit hun hand vallen en lopen ze weg, sommigen mompelen iets, anderen kijken alleen maar alsof iets tot hen is doorgedrongen waar ze nooit eerder bij hebben stilgestaan. Dan is het plein leeg en zit ik nu met mijn hoofd gebogen te wachten op wat deze man nog wil zeggen. Hij staat op.
Opeens hoor ik zijn heldere stem, als water in een droge woestijn.
‘Vrouw, waar zijn je aanklagers, heeft niemand je veroordeeld?’
Ik weet niet hoe ik moet reageren, ik kijk hem nu aan door de lokken van mijn haar, ik probeer zijn blik te vermijden maar tegelijk word ik naar hem toegetrokken.
Er gaat rust van hem uit, een zee van stilte ligt voor mij en ik zou er zo in willen duiken en alleen maar willen huilen. Ik zocht op allerlei plekken naar deze rust, naar deze vrede en vond haar niet.
Deze man lijkt mij te kennen als geen ander en toch is hij niet persoonlijk, begint hij geen preek, hij kijkt alleen, zonder te inspecteren.
Hij is een spiegel en ik zie nu dat ik naakt ben. Ik kan me niet verbergen.
Ik stamel: ‘Niemand, Heer.’
(...)
De auteur Chandra van Altena geeft een pitch over haar boek (roman) Man van Vrede / Man of Peace.